Ruim 53.000 DGA’s hebben gekozen om hun pensioen in eigen beheer om te zetten in een zogenoemde Oudedagsverplichting (ODV). De ingangsdatum en duur van ODV-uitkeringen zijn gekoppeld aan de AOW-leeftijd. Als gevolg van de recente verlaging van de (verwachte) AOW-leeftijd komt de vraag op of het mogelijk is om een aangevangen ODV-uitkeringsperiode aan te passen?
ODV uitkeringen mogen op zijn vroegst 5 jaar vóór het bereiken van de AOW leeftijd ingaan, maar moeten uiterlijk 2 maanden na het bereiken van de AOW leeftijd ingaan. De ODV wordt standaard uitgekeerd in een periode van 20 jaar vanaf de AOW-leeftijd. Gaat de uitkering in vóór de AOW leeftijd, dan wordt die periode van 20 jaar verlengd met de periode tussen de ingangsdatum en de AOW-leeftijd. Bij de aanvang van de ODV-uitkeringen, staat de duur van de ODV-uitkeringsperiode in principe vast. De belastingdienst heeft nu laten weten dat er geen fiscaal bezwaar bestaat om een eerder vastgestelde ODV-uitkeringsperiode eenmalig aan te passen, als de verwachte AOW-leeftijd intussen is verlaagd. Aanpassing is echter nooit verplicht.
Bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode aan de lagere AOW-leeftijd dient het bedrag van de uit te keren ODV-termijnen direct herrekend te worden. Daardoor zullen de uitkeringen iets hoger worden. Bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode aan de verlaagde AOW-leeftijd, mag de aangepaste resterende ODV-uitkeringsperiode ook alsnog naar keuze worden afgerond op hele maanden of jaren.
De aanpassing kan zowel gedurende het huidige uitkeringsjaar, als op de geldende ODV-uitkeringsverjaardag plaatsvinden. In het eerste geval wijzigt de ODV-uitkeringsverjaardag niet en vindt er ook geen oprenting plaats van de op dat moment resterende waarde van de ODV. Bij aanpassing van de resterende ODV-uitkeringsperiode op de ODV-uitkeringsverjaardag, moet de waarde van de ODV eerst opgerent worden, met de geldende marktrente. Bij de huidige negatieve marktrente betekent dat overigens een vrijval in de winst.